zondag 10 februari 2013

Kapitein Pieter Verhoog en het Toneel

Pieter Hugo Gerardus Verhoog, woonachtig aan de Quarles van Uffordstraat 99 te Noordwijk aan Zee,  is Commodore bij de Holland Amerika Lijn en daarnaast auteur. Van zijn hand verschijnt,  naast vele
vele andere werken,  "Olie" een toneelspel in 5 bedrijven dat zijn première beleeft in 1931 bij de opvoering in de Stadsschouwburg te Utrecht door  "Het Schouwtoneel",  een N.V. onder leiding van Adr. van der Horst en Jan Musch. De regie was in handen van Ko van Dijk die tevens in het stuk acteerde in gezelschap van  Carel Rijken, Sam de Vries, Folkert Kramer, Henk Schaer, Emile van Stuwe, Ubbo Groenier, Hans Tiemeyer, Jacques Snoek en de dames Mien van der Lugt-Melsert, Rolien Numan en Marie Holtrop. Het decor is van W.A. de Maaré,

TOONEEL TE UTRECHT.
Het Schouwtooneel, „Olie", door P. Verhoog. Men schrijft ons uit Utrecht:  Het Schouwtooneel heeft hier de eerste vertooning gegeven van „Olie", een tooneelspel in vijf bedrijven van P. Verhoog. Verhoog is een Rotterdamsch auteur, wiens hoofdberoep eigenlijk ligt in de koopvaardij. Hij vaart als eerste officier, maar schijnt zijn vrijen tijd te besteden aan het opteekenen van de avonturen, op zijn zwerftochten beleefd. Ook voor het tooneel heeft hij al eens geschreven, nl. „Zijn Laatste Reis". Zijn nieuwe stuk zou men tot de „koloniale" literatuur kunnen rekenen, waaraan wij, volgens sommigen, zooveel behoefte hebben. Hij brengt ons in dit tooneelspel in een milieu van Europeanen, die in West-Indië op de olievelden als employés werken. Evenals de schrijver van „Blanke Ballast", tracht Verhoog ons duidelijk te maken, dat zulke Europeanen lichamelijk en moreel slecht bestand zijn tegen de invloeden van het tropische klimaat en detropische omgeving, dat zij zelfs makkelijk, wat men noemt aan-lager-wal kunnen geraken. Zeer klemmend suggereert hrj ons die gevaren echter niet. Wel wordt er hevig met zweetdoeken, muskietengaas en whiskey-soda gewerkt, maar er wordt toch menig gezellig babbeltje bij gehouden en de olie van den heer Verhoog maakt nogal onschuldige vlekken. Enkele figuren, doen vermoeden, dat de heer Verhoog aan „Blanke Ballast" wel eenigermate schatplichtig is. Bij Verhoog is de fatale vrouw een Indiaansche met den schoonen haam van Mercedes. Zij sticht groot onheil aan als verleidster van den jongen olie-ambtenaar Wiliem Bartels, opzichter der pijpleidingen, die vergeefs tracht zich onder den ban van haar gul-geboden charmes uit te werken en zelfs voor de smeekbeden van zijn moeder, die haar eigen echtgenoot als slachtoffer van de locale gevaren heeft zien wegzinken, niet uit den weg gaat. Zóó vast raakt hij in haar net^n verstrikt, dat hij zelfs niet terugschikt voor een moordaanslag op Barend Moor, den chef der boorterreinen, getrouwd met een Europeesche vrouw, in wien hij een mededinger meent te zien. Deze gruweldaad geschiedt, achter het decor, in het eind van het vierde bedrijf en de schrijver heeft wel een bijzonder langen aanloop noodig om er toe te geraken. In drie bedrijven had hij ziin stof zeker glansrijk kunnen verwerken. Maar hij heeft alleen al anderhalf bedrijf noodig, om ons een beetje op de hoogte te brengen met de zeden en gewoonte van de kolonisten, met hun drinkgewoonten in het bijzonder, die ongehoorde kwsmtums eischen. Eenige bevreemding wekt het, dat de Europeesche mannen allen min of meer aan de demoralisatie ten offer vallen, terwijl de twee Europeesche vrouwen, de dames Moor en Bartels, bij dat alles engelen blijven, steeds actief, weinig transpireerend en altijd wel-gemaquilleerd. Het raakst en sappigst geschilderd is de figuur van Jan Westring, den superintendant van de oliestad Alistado, die over een stevig corpus, veel goedmoedigheid, Zondagsch humeur en jovialiteit beschikt. Hij is de sterkste drinker in het college en zelfs de blauwtjes die hij bij de onbestorven weduwe Bartels loopt brengen hem niet uit zijn evenwicht Het spreekt vanzelf, dat deze rol een kolf je is naar de hand, en het embonpoint, van Ko van Dijk, op wiens naam ook de verdienstelijke regie valt te boeken. Een aardige figuur is verder Jacques Chatelain, een Franschman die van de Loire en de goede wijnen van zijn vaderland droomt, repatrieert, maar in het laatste bedrijf, omdat hij in „la douce patrie" niet meer kon wennen, maar weer naar de olie, de zon en de whiskey terugkeert. Folkert Kramer maakt er een gevoelige rol van. Carel Rijken is de ondeugende aangeschoten echtgenoot en Jacques Snoek de jaloersche minnaar, na zijn euveldaad verdwijnend in de rimboe. Men moet toegeven dat de verleidelijke Mercedes, zooals zij werd gespeeld door Rolien Numan, voor de begrijpelijkheid van dit interne drama in het tooneelspel wel eenige plausibele gronden bijbracht. De Europeesche vrouwe-rollen worden door Marie Holtrop en M. v. d. Lugt—Melsert verdienstelijk gespeeld en verder valt nog te wjjzen op een wei-begrepen vertolking door Sam de Vries van de rol van eén olie-ambtenaar, wien de zon en de olie een beetje in zijn bol zijn geslagen. Dit was zelfs heel knap en, in zijn pathetiek, zuiver. Alles te zamen: een vrij zwak stuk in een vertolking die er wezen mag.
Het is -jammer genoeg- geen lovende kritiek die de schrijver ontvangt na de première te Utrecht -dan nog maar even geprobeerd in Den Haag waar het stuk op 22 april 1931 aan den volke wordt getoond. De kritiek daar? Leest u zelf maar even!