dinsdag 22 oktober 2013

Van Kostschool naar Nursery in Nickery

In vervolg op de aflevering van gisteren over de film "Hoe duur was de suiker",  een ingezonden brief van de kleindochter van de Noordwijkse Kostschoolhouder Josef de Veer met een oogetuigeverslag van haar leven op de Plantage "Nursery" in Suriname.
De suiker was duur blijkt uit  haar relaas. De kleindochter van de Noordwijkse Kostschoolhouder zorgt - naar eigen inzicht-  goed voor haar slaven op Nursery in de West....alleen een predikant ontbreekt. Lees het verhaal, lees het als een boek........een Noordwijkse slavenhoudster in Suriname.....
Henry Tyndall trouwt de kleindochter van Joseph de Veer, Kostschoolhouder in Noordwijk Binnen en gevestigd aan de Voorstraat. Tyndall is op 05-08-18 geboren te Berbice in Brits Guyana en is planter op de plantage Nursery in  Suriname, op 11-08-1866 in Brussel (België) overleden. Hij trouwt in Noordwijk (Holland) met Maria Frederika de Veer, geboren 28-07-1806 in Noordwijk. Maria Frederika de Veer schrijft in een ingezonden brief in de Leydsche Courant van 10 maart 1858 over het leven op haar Plantagie in Suriname, een hartverscheurend gedetailleerd verslag over het leven in haar West-Indië, waarvan hier een afschrift.

"INGEZONDEN.
Plantagie Nursery, 5 Januarij 1858.
Ten gevolge van het vertrek van den predikant van Nieuw-Rotterdam is er reeds sinds vijf maanden geene dienst in de stadskerk gehouden, en dus ook niet op de plantagiën, alwaar door de eigenaars kerken gebouwd zijn, in welke door den predikant op bepaalde tijden gepredikt werd. Daarom wordt nu door den directeur onzer plantagie, gewoonlijk des Zondags, eene preek aan de Negers, in onze op de plantagie gebouwde kerk voorgelezen en zoo vond dit ook plaats op den eersten Kerstdag. Alle slaven woonden deze godsdienstoefening bij. Op den tweeden Kerstdag vereenigden zij zich allen, reeds vroeg in de morgen, voor het woonhuis, en baden plegtig gezamenlijk, met luider stemme, het allervolmaakste gebed; vervolgens zongen zij een Kersgezang. Toen dit was afgeloopen, wenschten zij ons een'gelukkigen Kerstdag toe en werden onthaald op wijn en koek. Zij bragten den dag rustig en opgeruimd door. Meerdere vrije dagen mogen hun niet gegeven worden, daar het gouvernement tegenwoordig bepaald heeft, dat zij slechts de beide laatste dagen van het jaar vrij af mogen hebben, en den Nieuwjaarsdag tot den volgenden morgen. Gepasseerden Zondag hebben onze 400 slaven hun goed ontvangen. De onkosten zijn ƒ6,000. De opperbazen, 40 in getal, de timmerlieden en kuipers kregen elk een kraagjas, een heerenhoed en een zwarten rok, beeldig mooi. Zij ontvingen verder, zoo als alle anderen, een ronden hoed, een stroohoed met gewaste taf overtrokken, en een matrozenmuts, een zeer mooi werkbuis, een rood hemd, goed voor wit gestreepte broeken, hemden en doeken en verder goed om mede te werken. De vrouwen ontvingen ook elk een werkbuis, een stroohoed met gewaste taf overtrokken en een muls. Verder elk twee kleedjes, een wit katoenen en een lief gekleurd, twee wit katoenen doeken, roode hemden en goed om mede te werken. Ook nog doosjes met beste Engelsche naalden, een Engelsche schaar en klossen katoen. De mannen kregen nieuwe knipmessen en nieuwe scheermessen. Aan elken slaaf en slavin, tot aan het laatstgeboren kind - toe, werd een wollen deken gegeven. Dagelijks wordt aan de mannen en vrouwen, rum, suiker en stroop uitgedeeld. Elken Zondag, krijgen zij hun geliefkoosd voedsel, gedroogde visch, en tevens eene uitdeeling van tabak. Heden is wederom spek voor hen ontvangen, zoo ook Goudsche pijpen. Zij waren gepasseerden Zondag, door de vorige ruime uitdeeling van visch, zoo goed voorzien, dat zij zeiden tot de volgende week genoeg te hebben. Zoo er slaven in ons hospitaal ziek liggen, dan krijgen zij soep, gort en wijn. De vrouwen, die zwanger zijn, mogen om alles komen vragen en iederen morgen, na de geboorte van een kind, krijgt de moeder, zes weken lang, gedurende welken tijd zij niets behoeft, te doen, grutten, vleesch, soep en wijn, in één woord alles. Dit zult u wel eens gezien hebben bij uwe laatste visite, een paar jaren geleden. Bij de afzending van elke lading suiker, krijgen zij een dag vrij, waarop zij dan des avonds in het suikergebouw dansen. Nadat zij op Oudejaarsavond, na de'godsdienstoefening, zich braaf geamuseerd hadden, kregen zij op Nieuwjaarsdag tulband en wijn. Er is een nieuw gebouw gemaakt, zoodat zij nu vrij van zon en regen, het suikerriet naar de stoommachine brengen. Er wordt verder een houten loge opgezet, die door vrije werklieden uit de stad voor ƒ4.000 is aangenomen, waarin de megas van onder naar boven zal worden opgemalen. Wat haalt dit een werk uit, want het wegdragen van het uitgemalen suikerriet was een zwaar werk. Verbeeld u, dat wij alles vol hadden met suiker, zoodat de vaten in de galerij van het suikergebouw lagen, en 100 vaten reeds naar den waterkant gebragt waren, alwaar rondom dit gebouw ook een galerij gemaakt is, om de suiker met meer spoed te kunnen afschepen. Met het laatste schip zijn weder 300 vaten suiker weggezonden; nu zijn er weder 800 gereed, die bij den tegenwoordigen prijs van de suiker ongeveer ƒ 80.000 zullen opbrengen. Het zal u aangenaam zijn te vernemen, dal de suikervelden zeer mooi staan, enz." Om het eigenaardige en eenvoudige karakter der slaven in hunne vreugde ontboezemingen eens te doen kennen, diene het volgende uit een' vorigen brief overgenomen: «Het geluk dezer menschen, toen zij mij na 12 jaren afwezigheid terug zagen, was onbeschrijfelijk groot; zij kusten mijne handen en vielen op hunne knieën voor mij neder, uitroepende: »God is groot en goed!””Beide brieven zijn geteekend: M.'F. Tyndall — de Veer. Door de opname van deze uittreksels uit twee door mij ontvangen brieven zult gij, Mijnheer de Redacteur, mij genoegen doen. Hoogachtend'
Uw Ed. Dienaar,
Mr. F.J. TYNDALL"
Voorburg, Februarij 1858.