Art. 231. Die visch ter markt brengt zijn verpligt, van Noordwijk komende, aan de Marepoort, zich bij de ambtenaren der gemeente-belastingen aan te melden, ten einde tegen consignatie, voor schippers of voerlieden van 50 en voor voetgangers van 10 cents, een keurbiljet te bekomen. Zij begeven zich daarmede zonder oponthoud naar den op den markt aanweezige keurmeester, teneinde dezen hun visch gekeurd worde. Op vertoon van dit biljet, door den keurmeester gestempeld en de gekeurde soort en den hoeveelheid van visch als ook den naam van den verkooper ver meldende, wordt hun, doch alleen wanneer het gekeurde, met het door hen binnen de gemeente gebragte, overeenkomt, bij hun vertrek deze geconsigneerde geldsom teruggegeven. (Leiden, Anno 1861)
Het was een heel gedoe voor de Noordwijkse vissersvrouwen om hun waar te slijten op de Leidse markt. Eerst naar de stad lopen, dan een marktvergunning aanschaffen, en als alle waar was verkocht weer te voet terug naar het dorpje aan de zee om zich over man en bloedjes van kinderen te ontfermen... ja de vis werd duur betaald. Met de komst van de tram verschenen de eerste badgasten en zo langzamerhand moest de visserij plaats maken voor het toerisme. Viswijven werden van visvrouwen visdames. En een tikje ondeugend, soms!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten