woensdag 12 november 2014

Uitstappen bij het Casino op weg naar de St. Bavo

Het zal nog een hele wandeling worden, over het strand naar het Langeveld en dan op weg naar het Krankzinnigengesticht Sint Bavo . Het zou dit jaar het honderdjarig jubileum hebben kunnen vieren, helaas of beter nog een goede ontwikkeling, maar het bestaat niet meer. Een mooie samenvatting van de geschiedenis aangevuld met foto's kunt u vinden  in de rapportage van "Blik op Noordwijkerhout", begint u daar dus maar met lezen!
Een verslag uit die tijd is te vinden in:
"Van onzen tijd jrg 20, 1920, no 563, 03-01-1920 "
SANATORIUM SINT-BAVO TE NOORDWIJKER* HOUT *

In de oorlogsjaren zagen de reizigers op het traject Haarlem-Leiden het even voorbij Lisse in het Westen verrijzen en menigeen hield het eerst voor een sierlijk Kurhaus aan den binnenkant der Noordwijksche duinen. De weg er heen gaat door het vriendelijke Noordwijkerhout, een van de weinige nog ongeschonden heggedorpen achter Holland's duinen met zijn huizen en huisjes grillig gegroepeerd om den spitsen ouden kerktoren, hoog op een duinrug. „Het rooie dorp" noemen de omwonenden het niéuwe sanatorium met de bijbehoorende woningen en inderdaad bijzonder frisch rood staan de daken op de zachtroode brikmuren. Nog geen vijftig jaar geleden, zou het een onvervulbare utopie genoemd zijn, dat een dergelijk villapark een asyl kon zijn voor zelfs de zwaarste zielszieken.
Achter een groot open poorthek ligt het in een park vol van de heerlijkste rozen, als een bloeiende oase in het stugge vale duingras; het uiterlijk zoo een treffend symbool van den geest, die er binnen heerscht.
De hooge fiere koepel staat op het ranke middengebouw, dat met zijn sierlijk overwelfde gangen en ruime, hooge en lichte kamers een aangenaam gevoel wekt van rust en ernst, bij wie binnengaan. De vier paviljoens liggen op eenigen afstand er om heen geschaard, als twee wijd open gebogen armen reiken van het moedergebouw lange glasgaanderijen er heen en als eenmaal al het glas daarvoor zal zijn aangekomen, zullen hier ieder jaar langs wanden en zoldering de druiven rijpen.
En nu reeds was het gebouw nauwelijks voltooid of langs alle galerijen voor alle ramen, op elken richel, in elken lichten hoek en neerhangend van de zolderingen der zalen overal bloeiende planten. Letterlijk staan en hangen er ver over de duizend bloempotten met een ongeloofelijken rijkdom van bloemen en... zonder een enkel dor blad of bloem.
In de zaal der echte wrakken, zieken van geest en lichaam, die geen uur zindelijk onder hun lakens liggen, hing middenin een ontzaggelijk groote sultana-plant, als een donkergroene feestkroon met levende roode vlammen. En de verzorgers van dit teere schoon?
Het zijn dezelfde broeders, die de zieken verplegen, in dit gesticht; neen, dit woord past hier eigenlijk niet in dit asyl voor vierhonderd minvermogenden, in het leven gestrand door zwakte van geest. Zij zijn niet meer dan twintig in getal, die broeders, die elk een knecht hebben als hulp, maar die zelf alleen de hulp der zieken zijn. En toch nergens drukte, nergens haast, nergens ook overdreven bezorgdheid, ja zelfs een opwekkende schijnbare zorgeloosheid, want vóór alles wordt hier iederen zieke zooveel mogelijk het opbouwende gevoel gelaten, voor zichzelf te kunnen zorgen, niet hulpbehoevend te zijn, niet abnormaal. Inderdaad echter gaan de oogen der broeders overal, omvat hun zorgen allen en alles en zijn zijzelf stimuleerende voorbeelden van altijd zelfbeheerscht bezig zijn en bij veel werk toch nog volop tijd hebben voor belangstellend toekijken naar werk of spel der patiënten.
Want dit is juist het nieuwe van het stelsel, dat hier allergelukkigst in praktijk wordt gebracht: alles werkt.
De flinksten onder de patiënten in werkplaatsen met ook scherpe gereedschappen, de zwakkeren vlechten manden en verzorgen bloemen en geen is er onder de lichamelijk gezonden of hij vindt nog werk in keuken of waschhuis. Een arme idealist vast overtuigd, dat als hij maar vrij werd, het over de geheele wereld dadelijk vrede zou zijn, hing al betoogend keurig de gewasschen sokken over het droogrek.
Hoeveel kerngezonden van geest ondervonden niet bij hevige zielsaandoeningen de weldoende afleiding die mechanische arbeid geeft en de meeste van deze zwaarbeproefden ondervinden den genezenden invloed van werk, dat in hun bereik ligt en waarvan het resultaat de waardeering vindt, waarop het recht heeft en, om hun genoegen er in te verhoogen, zelfs nog iets meer dan dat.
Er zijn er velen, die vooral in het begin allen arbeid schuwen, maar hierin vrij gelaten, zoeken zij zich merkwaardig gauw een of ander werk of werkje uit, want ook op zwakken van geest werkt arbeiden aanstekelijk.
En de onrustigen? Ook die hebben even goed hun open ramen en deuren als de anderen en hun werken en werkjes, en het hooge wijdmazige kippengaas om hun ruimen tuin geeft hun zoo min mogelijk het gevoel van de anderen te zijn afgescheiden.
En de gevaarlijk onrustigen? Voor hen zijn er vier afgescheiden slaapkamertjes, geen duistere cellen met leeren wanden en matras, maar met heldere muren, door vele kleine ruitjes vol licht en met een gewoon bed; •ja, behalve een extraslot van buiten, in alles een normale frissche slaapkamer. Zoo lag daar onder heldere lakens de jonge krachtige stumperd, die met de anderen samen zijnde in een onbewaakt oogenblik zijn verpleger een sleutelbeen had gebroken. Ook door zijn ramen straalde de zon naar binnen, was de lucht als doorzeefd met de rust van buiten zijn, in een plaats zonder eenige aanraking of aansluiting met het gejacht en gedrang der maatschappij, dat de meeste dier patiënten had ontredderd.
Het klonk haast wijsgeering van het bed van Jan, die altijd in de lucht den harlijken zag, die hem plagen kwam: „In een gekkenhuis ga je niet dood, nee hoor!"
Ja, wel een veilige oase in het zenuwmoordend leven. Zijn jachten en gejaagd worden, is de verwarrende veelvormigheid van het maatschappelijk leven, zoowel als het rustverstoorend opeengehoopt zijn van stuurloozen en onbeheerschten, de broeiende kiemhaarden voor geestesstoornissen, dan stonden we hier in alle opzichten op aseptischen bodem.
En zoo tot in de kleinigheden doorgevoerd kan dit echt humane nieuwere systeem moeilijk beter worden toegepast dan door verplegers, als deze broeders, die bij hun moeilijk werk gesteund worden door een hooge geestesgesteldheid, die juist het zwaarste blijmoedig aanvaarden en blijmoedig blijven, ook als hun werk door onhandigheid of slim opzet soms onmiddellijk weer ongedaan wordt gemaakt. Vol zelfverloochening, vol liefde voor alles wat God geschapen heeft, gaat hun hart in het bijzonder uit naar de armen van geest, die Christus eens zalig sprak.
Heemstede, Augustus 1918. J. M. STERCK-PROOT
NASCHRIFT: Einde 1919 was het aantal paviljoens tot acht gestegen en had men het mooie resultaat geregistreerd, dat ongeveer Vs der nieuw opgenomen patiënten als genezen ontslagen wordt. Bij een aantal patiënten van 500, zijn er thans drie doktoren aan de inrichting verbonden, terwijl het aantal broeders ook naar verhouding vermeerderd is en vele van hen een diploma voor krankzinnigen-verpleging hebben verworven.