woensdag 3 februari 2016

Badplaats Noordwijk 150 Jaar Jong, Noortuks Tullepie, Publiekstrekkertjes Prijs

Het is het jaar 1897.........Yes! De Noordwijkse reclamejongens voeren actie om badgasten naar de badplaats Noordwijk te lokken......één honderd en twintig jaar geleden.......en ze hebben het in de vingers. Een Noortuks Tullepie zou een mooi publiekstrekkertje zijn om uit te reiken aan de persoon die de meest positieve publiciteit voor de badplaats maakt...... Lees het journaal van de journalist die een ode schrijft in opdracht van zijn broodheer.....zou zo maar weer kunnen. Bekijk de lokkende advertenties.........kan geen glossy tegenop! Het allereerste Noordtuks Tullepie gaat naar de winnaar ( postuum dat dan weer wel)  met zijn niet te overtreffen  vertelling.......
"Ik moet beginnen met uiting te geven aan mijn teleurstelling. Ik ben in de beide Noordwijken geweest en heb ervaren, dat de Noordwijksche  kruiden, de beroemde Noordwijksche kruiden, wel niet tot de geschiedenis behooren, maar toch zeker niet afkomstig zijn uit het plaatsje, waaraan zij hun naam ontleenen. Alweer een Nederlandsche industrie naar den kelder!  Kijk, wie er nooit geweest was, zou denken, dat geheel Noordwijk leefde van kruiden. Dat er de prikkelende geuren zwierven over geheele velden met geneeskrachtig gewas, dat er een stoomdrogerij bestond, die duizenden kilo's kruiden afleverde aan de lijdende menschheid. Zo leeft Utrecht van theerandjes, Kampen van uien en Haarlem van Haarlemmerolie. In plaats daarvan komt men te vernemen, dat Noordwijk van bollen leeft. Die bollen leveren bollen en van die bollen leeft men. Wie dadelijk begrijpt, dat eerstgenoemde bollen bloembollen zijn en het product daarvan guldens, is zelf een bol. Noordwijk leeft van bollen — daar ligt het voor in de streek tusschen Haarlem en Leiden. Haarlem, Vogelenzang, Hillegom, Lisse, Piet Gijs: kijk maar uit je spoorraampje, je ziet niet anders dan bloemen. Je stapt in je rijtuig en laat je brengen naar Noordwijk — bloemen. Je komt in het dorp — bloemen. Je rijdt het dorp door naar den zeekant, naar den Leidschen kant, naar de zijde van Haarlem — bloemen. Daar leeft men van — van bloemen. En van... maar stil, eerst eens wat over de bloemen. Toen het bestuur van de Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer te Noordwijk mij op een hooge duin had gezet met de aanbeveling goed rond te zien, voelde ik een groote vreugde in mij komen. Ik keek over de bonkige helling van mijn heuvel neer in een dal van kleuren en geuren. Een vlakte als de plattegrond eener stad, verdeeld in vakken met heggetjes er tusschen, en ieder vak egaal belegd met zo hevige kleur, malsch en sterk tegelijk. Zoo zijn naast elkaar en voor en achter, bedden om op te droomen, om in weg te zinken. En dan, plotseling weer een stuk hard zwart daartusschen, waar de bloemen gesneden waren, of een ander vak behaald met een bemesting van hyacinthen en tulpen. En achter dien reuzentuin school zich Noordwijk-Binnen tot de Schouders in boomen, die nog niet groen waren, maar welken toppen zich spreidden als borduursel over de roode daken. En verder daarachter nog vloeide het groene land weg naar den horizon. Aan den anderen kant de zee. De duinen als golven van een vastgeworden oceaan daarvoor, weerstaande de machtige moeder. Als u nu dien kant uitkijkt, ziet u Katwijk. „Zoo" En verderop Scheveningen. Kijk, daar heel in de verte."Ja Scheveningen." En daar het Huis ter Duin, het badhotel van mijnheer Tappenbeck". Daar komen we straks nog. 't Waait hier." En wij gingen naar beneden omdat het zoo woei.  De bloemen werden nu anders, intiemer. Een vak rood of blauw werd een verzameling van roode en blauwe voorwerpen, die al naar wjj nader kwamen, duidelijker gedaante aannamen. Daar groeiden gele tulpen als Rijnwijnglazen een voor een uit den grond op; daar lagen narcissen uitgespreid als van den hemel geregende sterren; de nageltakken deden zich voor als ruige, wollige vederen, de uitgerooide bodem geleek gebroken roggebrood. Dat alles bracht me in de nuchter-beschouwende stemming, die ik op mijn verderen tocht noodig bad. Wij reden een straatweg langs over Noordwijk-Binnen het duin in. Ja wezenlijk, over een straatweg het duin in. Ondernemende mannen hebben don weg naar het 'strand geëffend en bestraat, en ook zijwegen geplaveid ten bate van wandelaars die moeilijk door mulzand heen kunnen, en wielrijders die er heelemaal een broertje aan dood hebben. Die straatwegen beslaan een groot oppervlak en dat zaakje heeft niet minder dan een halve ton gekost. Een halve ton straten door de duinen! Wanneer organiseert Lissone een reisgezelschap naar Noordwijk's strand? Wanneer brengt Cook zijn touristen kudde op den duintop, waar een bank zal gezet worden voorden vermoeiden wandelaars? Wanneer zal Baedeker de plaats aanwijzen, waar een "rustieke" brug kloek geslagen ligt over het breede ravijn ? Wanneer komt daar bjj dien afgrond een heremiet te wonen ." Komaan!" antwoord op mijn vragen. Het vreemdelingenverkeer worde bevorderd! Aan het strand staat Tappenbeck gereed met zijn knechten en magen om u
kwasten te schenken en ijs à la vanille. Tappenbeck geeft u te eten en te drinken, Tappenbeck geeft u een bed om te slapen, Tappenbeck houdt een hotel met gewreven dansvloeren overal en twee dépendances! Of houdt ge van meer landelijken eenvoud: een eindje verder op staat een logement met een zaal waar ge u voelen moet als een buitenmensch. Geel, gelakt grenenhout welft zich over u heen, ge staat op roodsteenen tegels, rondom u werken zich planten uit kunstige klippen op. En dan de zee! De groote, wijde, woelige, zoute zee! En het breede strand daarvoor, volgend de holle lijn in de lenden van Hollands rug! Dat strand zonder pieren of muur, dat strand zonder ander gedruisch dan den langzamen zang van de zee, dat strand, waar een hartelijke badcel u zacht, vertrouwelijk omvangt! Noordwijk leeft van bloemen, — en nu kom ik er — Noordwjjk zal leven, hoopt het, van zijn bad, van zjjn bosch, van zijn duin, van wandelaars en fietsers en badgasten, van zomermenschen, die uit willen blazen, op hun gemak ,' zonder phantasiehoed op en zonder
geglaceerde handen. Gegroet gij zaligenl Noordwijk heeft geen kruiden meer noodig: het levert nu licht en lucht en zon, en zee en bloemen. En — maar nu roer ik een teeder punt aan — het levert rust en eenzaamheid. Rust en eenzaamheid, ziedaar een bedenkelijke aanbeveling. Het plaatsje X is landeljjk en vredig gelegen in een mooie streek. Men voelt er zich kalmpjes en behagelijk. Er is een logement, waar men u graag behelpt in de verbeelding dat men eieren zo van de kip en de melk zoo van de koe krijgt. Maar de logementhouder is een ondernemend man. Hij laat zijn gebouwen vergrooten, breidt zijn zaak uit, en doet den volke kond, dat wie rust en eenzaamheid op een mooi plekje zoekt bij hem wezen moet. De zaak lukt: er komen meer gasten, veel gasten. X wordt een gezocht zomeroord — en de vredige kalmte is er verdwenen, juist omdat het er zoo stil was. Ach, wie zal het ons euvel duiden dat we met zijn duizenden trekken naar een eenzaam plekje. Wie zal ons laken dat wij er stoomtrams heenleggen om er gemakkelijk te komen, wie een steen op ons werpe als wij met eiers en melk niet meer tevreden zjjn en stadskost verlangen? Waarom mogen we nu niet in een mooi stuk bosch een plekje plat trappen om er een villa te zetten — en waarom mag onze buurman dat ook niet en onze compagnon, eu onze wijnhandelaar en onze rijk geworden slager.' Waarom niet? Jan is niet minder dan Piet en Piet is niet minder dan Klaas: we mogen allemaal naar stille, eenzame plekjes trekken. • Op Noordwijk terug. Wij laten Noordwijk aan  Zee, dat daar ligt in een holling van het strand als een menschennest, rusten, en keeren naar hat dorp binnen terug. Onderweg treft het ons dat er zooveel gebouwd wordt — ook al weer met het oog op bezoek van vreemdelingen. Enkele villa's bezijden den weg toonen. dat reeds gegoede burgers hun tenten hier blijvend hebben opgeslagen. Noordwijk-Binnen. is al een heel ond dorp, dat bewijzen de oude huisjes, de oude kerk van Jeroen, de Sint Joris Doelen, de naamsveranderingen in den loop der eeuwen van Nortgho, Norgha, Noertich, Noerdike, Noordwege en Noordweide. Die namen zien er meerendeel nogal antiek uit, en dat zijn zij ook. Reeds in 876 had volgens de verhalen Noordwijk zich te verdedigen tegen de Noormannen, en dat deed het met zoodanig gevolg, dat meer dan 10.000  Noormannen er het leven bij lieten. In 1398 werden  aan het dorp stedelijke rechten aangeboden, doch de  Noordwijkers bedankten. En ze hadden gelijk,  want beter is een groot dorp dan een kleine stad.  Trouwens, de rol van stad zou in onze dagen  Noordwijk slecht afgaan, 't is alles landelijkheid, De Voorstraat die midden door de bebouwde kom gaat, is geen straat meer, maar een laan, meer een  berceau. Aan weerszijden staan lindeboomen, die afgesnoeid gehouden worden en naar binnen horizontale takken uitstrekken, waaruit rechtstandig de looftakken opstijgen, zóó, dat het bladerdak de geheele straat overdekt. In den zomer levert deze dorpsstraat een éénig gezicht op, dat men van uit bet Hof van Holland, een smakelijk, ouderwetsch koffiehuis,  dat sedert 150 jaar in bezit is van de familie Konijnenburg, volop kan genieten. Men heeft daar ook een  kijkje over het Lindenplein. waar de R K. kerk staat, die een belangrijke uitbreiding en vernieuwing heeft ondergaan en waarheen jaarlijks een groot aantal pelgrims optrekken ter bedevaart naar de plaats waar de reliqieën van Sint Jeroen, in 856  door de Noormannen gedood, bewaard worden. Verderop is de kerk der Hervormde gemeente, onlangs gerestaureerd, dat wil zeggen, met kalk besmeerd en met dikke bruine verf beschilderd. Men bewaart daar een hardsteenen doopvont uit de 13deeeuw.dat - zoo "vernieuwd" is, dat men het voor pas gemaakt zou aanzien indien niet de vier beeldkopjes op de  hoeken zich vertoonden met gebroken neuzen en wangen, 't is jammer, het was anders zoo "mooi" geweest! De kerk is nog merkwaardig wegens eenige oude , grafsteenen en een monument  gewijd aan de nagedachtenis mijner voorouders, — , in 't bijzonder aan Jan van der Does. heer van  Noordwijk, Gouverneur van de Stad Leiden in 't jaar  1674 en éérsten Curator der Academie, een man, • wiens gelijken Nederland weinig gezien heeft, geboren A" 1445, gestorven A" 1604,
en van zijne nakomelinpen, gedurende meer dan 200 jaren, welke door dezelfde liefde tot godsdienst en deugd, denzelfden roem van geleerdheid en wijsheid, dezelfde toewijding aan 't Vaderland in vrede en oorlog de onsterfelijkheid hebben verworven. Andere bezienswaardigheden zullen wij stilzwijgend voorbij wandelen. Ge hebt nu genoeg gehoord om te snakken naar Noordwijk's dreven. Hoe ge er komen moet? Er is een stoomtram van Leiden, een omnibus aan het station Piet Gijsenbrug, er zijn pakschuiten en vrachtrijders voor uw goederen en meubelen, er is een stoomboot, die u door lachende banden brengt naar het land van belofte. Aan vervoermiddelen ontbreekt het dus niet.

Ja....de vertaling van deze laatste regels krijgt u nog van Noordwijkse huizen, maar nu zie ik even sterretjes......wacht dus rustig af....eerst koffie.....

"Men *an eeDs gaan kijken. Wü c. —— eerste dlm?. Vfeiet naar Gelderland terug om in de eerste plaats Ma vluchtigen blik te werpen op HUIS TER DUIN. "